Ik was vijftien jaar toen Nederlands-Indië door de Japanners werd bezet. Met mijn broertje Jan en mijn moeder kwam ik in 1942 in het kamp Brastagi op Sumatra, waar ik een baantje kreeg als babyhulp.
Ik was vijftien jaar toen Nederlands-Indië door de Japanners werd bezet. Met mijn broertje Jan en mijn moeder kwam ik in 1942 in het kamp Brastagi op Sumatra, waar ik een baantje kreeg als babyhulp.
Tekening "Japanse kampcommandant". Frida Holleman, collectie Museon
Op advies van mijn moeder had ik tekenmateriaal meegenomen. Toen ik een keer in de tuin zat te tekenen, stond kampcommandant Isoda opeens naast me. Hij gaf mij met gebaren te kennen dat hij ook getekend wilde worden, voor zijn vrouw in Japan. Ik vond dat vreselijk, maar mijn nuchtere moeder zei: “Doen”. Ik tekende hem in vol ornaat in ruil voor eten. Later tekende ik ook portretjes van gestorven baby’tjes en oude mensen. Voor pastoor Wolf tekende ik herdenkingskaartjes voor kinderen die de eerste communie deden.
Tekening 'Keukencorvee', Joke Broekema, collectie Museon
We werden in 1945 overgebracht naar het kamp Aek Paminke, waar we tot 1 november bleven. Er stierven veel mensen door honger, hitte, vermoeidheid en gebrek aan hygiëne. Bij de bevrijding hoorden we dat mijn vader nog leefde, hij had aan de Birmaspoorweg moeten werken. Ik tekende een portret van mijn moeder voor hem.
Tekening "Jongens van 13 jaar opgepakt". Joke Broekema, 1944. Collectie Museon
Tekening "Barakinterieur in Aek Pamienke". Joke Broekema, 1945. Collectie Museon