Na een korte introductie verdiept elke leerling zich in het verhaal van één kind op zijn persoonlijke reis door de oorlog, waarbij de persoonlijke voorwerpen en foto’s van dit kind centraal staan. Zij doen dit aan de hand van werkbladen die de hen stimuleren zich in te leven in de situatie van ‘hun’ kind en de wereld waarin hij of zij leefde. Voor ieder van de 35 verhalen in de tentoonstelling is een apart werkblad opgesteld. De leerlingen werken dus ieder zelfstandig aan hun werkblad waardoor ze zich volledig verdiepen in het verhaal van ‘hun kind’.
Ieder werkblad bestaat uit drie onderdelen:
1. Het verhaal over het kind tijdens de oorlog verteld, waarna de leerlingen een leesvraag maken.
2. Vragen en opdrachten die betrekking hebben tot gebeurtenissen uit het leven van ‘hun’ kind tijdens de oorlog. Hierbij spelen de authentieke voorwerpen en foto’s een belangrijke rol. De vragen zetten de leerling ertoe aan zich in te leven in de situatie van ‘hun’ kind en de wereld waarin hij of zij leefde. Omdat de kinderen de oorlog meemaakten in verschillende steden, landen en zelfs werelddelen heeft de les een mondiaal perspectief.
3. Themavragen waarmee de leerlingen ook andere kinderen uit de tentoonstelling tegenkomen. De thema’s zijn afgeleid van belangrijke aspecten, objecten of gebeurtenissen uit het leven van het desbetreffende kind tijdens de oorlog. Vervolgens wordt gekeken hoe dit thema terugkomt in andere verhalen van de oorlog.
In het laatste deel van de les vertellen de leerlingen hoe hun kind de oorlog had ervaren, wat zij hier zelf van geleerd hebben en ontstaat er een gesprek: wat heeft jouw kind meegemaakt? Ook wordt het geleerde geplaatst in de hedendaagse context: wat ervaren de kinderen die nu in oorlogsgebieden leven, of hoe is het voor oorlogsvluchtelingen in Nederland en hoe kunnen wij vluchtelingkinderen helpen?